Bloei

Nooit te oud om nieuwe wegen in te slaan

Kort geleden kwam een patiënt bij me, een man van 35 – de leeftijd bij uitstek waarop een mens in zijn grootste bloeiperiode zou moeten zijn. Deze man nu was inderdaad in zekere zin op een bepaald punt, een bepaald ontwikkelingsniveau aangekomen. Als zeer gevoelig mens begon hij meer dingen waar te nemen dan de mensen in zijn omgeving. Hij merkte dat hij in toenemende mate – door al die dingen die hij waarnam – een andere mening over de dingen kreeg, een mening die niet meer gebaseerd was op alleen kennis vanuit het hoofd maar meer op een dieper gevoel.

Deze waarnemingen en meningen kon hij echter niet uiten omdat hij dan helemaal niet begrepen werd door zijn familie, vrienden, kennissen. En niet alleen kon hij zich niet uiten, wat al een stukje ontwikkeling tegenhield – ook begon hij aan zichzelf te twijfelen en begon zich eenzaam te voelen. Zijn bloei werd als het ware in de knop gesmoord.

In de therapie – in dit geval antroposofische fysiotherapie – probeerde ik met ritmische massage zijn lichaamsgevoel te versterken, opdat een stuk eigenheid bij hem sterker kon worden en hij zich stand zou kunnen houden tegenover al die mensen met een andere mening.

Heel concreet betekent dit dat ik met de massage een bewustwording van het bekkengebied beoogde: wanneer iemand goed in zijn bekken “zit”, “woont”, voelt hij zich meer geaard en daardoor sterker, en is dus beter in staat stand te houden tegenover allerlei krachten van buitenaf.

Bij deze man wordt heel duidelijk dat het gewone leven vraagt om oordelen – dat wat de mensen in de omgeving van deze man steeds lieten zien – terwijl de ziele/geestwereld waarin deze man zich door zijn ontwikkeling meer in begon te bewegen juist vraagt om een terughouding van oordelen vanuit het hoofd.

Een heel ander voorbeeld van belemmering in de bloei bij een mens betreft een vrouw van al bijna zeventig. Bij haar is de bloeiperiode – die zo tussen de 28 en 35 ligt – dus allang voorbij. In die periode van haar leven is niet zoveel sprake geweest van bloei: ze heeft vooral voldaan aan wetmatigheden die haar vanuit haar opvoeding en de maatschappij aangereikt werden.

Nu is ze bijna zeventig en komt bij mij in verband met schouderklachten.

Bij onderzoek bleek dat er vage klachten zijn die de functie van de schouder niet echt beperkten. De gebruikelijke ritmische massage hielp niet afdoende.

Bij nader doorvragen bleek deze vrouw een flink stuk onverwerkt verleden met zich mee te dragen. Als therapeut stelde ik de vraag: “welke heftige emotie heeft in jouw leven een belangrijke rol gespeeld?”

Bij haar kwam direct een herinnering naar boven die te maken had met haar leven bij een boerengezin. Als kind van een jaar of zeven was zij in de oorlog daar ondergebracht. Zij moest er veel te hard werken (“niet zeuren en doorgaan”). Zij was daar als het ware voortdurend krampachtig in elkaar gedoken om zichzelf te beschermen. Daarbij trok ze onbewust haar schouders naar voren om haar hartstreek te beschermen.

Op latere leeftijd zijn haar schouderklachten ontstaan, waarvan de oorsprong in dat stuk van haar jeugd bleek te liggen.

Met het bewust-worden van de oorsprong van haar klacht bleek al veel gewonnen: de klacht nam af – maar ging niet over.

Door nu het kind in deze vrouw te behandelen met ritmische massage – dat wil zeggen het kind in deze mens het gevoel te geven dat het er mocht zijn , dat het OK was – kon alsnog genezing tot stand komen van de al zo lang bestaande klacht.

De ritmische massage werd aan haar innerlijk kind gegeven en daarbij hielp de volwassen patiënte: deze moest er voor zorgen dat het kind “erbij bleef”, dat het kind niet angstig werd en wegvluchtte.

De keer daarop bleek dat het kind een ontwikkeling had doorgemaakt. Het was geen zeven meer maar een jaar of veertien. Er was dus een blokkade opgeheven.

Na drie van deze behandelingen was de schouderklacht verdwenen en voelde de vrouw zich bevrijd van belemmeringen.

Wat nu belangrijk is, is dat de bloei van deze vrouw vanaf nu kon beginnen, dus op haar zeventigste! Zij ging andere aktiviteiten ondernemen, zij richtte haar leven anders in.

Bij deze twee mensen is eigenlijk een tegengesteld proces gaande.

Bij de vrouw moest door het stellen van een vraag een proces van bewustwording op gang gebracht worden, een proces dat uiteindelijk leidde tot een doorzetten van een gestagneerde groei en dan tot een vorm van bloei.

Bij de man was spontaan een vorm van bloei op gang gekomen. Omdat de mensen in zijn omgeving in dit opzicht nog niet zover waren, kwam hij door zijn bloei in de problemen. Deze problemen waren van heel andere aard dan bij de vrouw: zijn problemen werden veroorzaakt door een zich niet ontwikkelende omgeving, niet door iets in hemzelf dat tegenwerkte.

Ik geef nog een laatste voorbeeld om te illustreren dat een mens nooit te oud is om alsnog te gaan bloeien, nieuwe emotionele ruimten te betreden en geheel nieuwe wegen in te slaan.

Een man van 57 komt voor ritmische massage omdat hij hoofdpijn en pijn in zijn voeten heeft. Hij heeft al jaren allerlei andere therapieën geprobeerd, zonder resultaat. Na drie behandelingen ritmische massage is er ook geen enkel resultaat. Wat nu?

Ik stelde de vraag: “Welk ernstig voorval is er in je leven geweest?” Spontaan antwoord: “Ik ben op mijn zevende van een wip gevallen, op mijn hoofd”.

Door een ingeving paste ik toen de ritmische massage andersom toe dan gebruikelijk, nu namelijk van de voeten naar het hoofd. Dit leverde een verrassende ontwikkeling op: de hoofdpijn en pijn in de voeten verdwenen en de patiënt kon vertellen dat hij meer verbinding had met zichzelf.

Een jaar later hoorde ik dat hij zijn zaak had verkocht, heel andere aktiviteiten was gaan doen (schilderen) en vervolgens een nieuwe zaak had opgezet. Het ging heel goed met hem.

Ik hoop met deze drie voorbeelden te hebben laten zien hoe ik als antroposofisch fysiotherapeut in mijn praktijk regelmatig mensen tegenkom die in hun leven zodanige dingen hebben meegemaakt dat zij niet echt tot bloei hebben kunnen komen. Door vragen en behandelen kan vaak toch alsnog een late maar daarom niet mindere bloei tot stand komen.

Adriaan Vervloet